Uitvoeringsprotocol.
Vóór het aanbrengen van de vloer;
Het zandcement dekvloer dient te voldoen aan NEN 2741 eb, de vereiste theoretische geleidingsweerstand moet tussen de 0.10 - 0.12 m² k/w liggen.
Onder de dekvloer dient een 3-5 cm dikke isolatielaag meet PS-30 kwaliteit polystyreem te liggen, die dient als vochtblokkade en om het warmteverlies naar fundering en kruipruimte te voorkomen.
Vloerdikte boven de leidingen moet tenminste 45 cm dik te zijn.
Bij een nieuwe dekvloer mag de vloerverwarming pas na 21-28 dagen heel langzaam in werking worden gesteld. Het is uit den boze het verwarmingssysteem te gebruiken voor uitdrogen van de dekvloer !
Voor zandcement dekvloeren geldt een max. restvochtpercentage van 1.8% CM; voor anhydrietvloeren max. 0.3% CM.
Bij bestaande "natte" systemen geniet het de voorkeur om een tochtscherm aan te brengen. Buizen in dit systeem kunnen door de jaren heen poreus worden en dus vocht afgeven.
De vloerleidingen dienen gelijkmatig over de vloer verdeeld te zijn, afstand tussen de buizen moet tussen de 15 cm (= ideaal) en 30 cm zijn.
u dient de in- en uitgaande warmtetemperatuur te alten berekenen door een specialist en zijn advies van het vloerverwarmingssysteem op te volgen.
Opstart protocol vóór het plaatsen van de vloer.
Voordat de parketvloer geînstalleerd wordt, dient de vloerverwarming ingeschakeld te worden en de dekvloer geleidelijk opgewarmd te worden (ook in de zomer!) per dag met 5 graden elke keer hoger te zetten totdat de maximale temperatuur bereikt is. Deze maximale temperatuur dient 7 dagen aangehouden te worden. Daarna kan de temperatuur geleidelijk, per dag met maximaal 5 graden, lager gezet worden totdat de laagste temperatuur bereikt is. Dit gehele proces nogmaals herhalen ! (= voornamelijk belangrijk bij niet geîsolerde dekvloeren). Ventileer de ruimte gedurende deze tijd goed, maar vermijd tocht over de vloer.
Het aanbrengen van de parketvloer.
Het aan te brengen parket dient 3 tot 7 dagen te acclimatiseren. De temperatuur in de ruimte dient tussen de 10 en 20 graden te zijn en de relatieve luchtvochtigheid tussen de 45 en 60%. tenminste 48 uur vóór plaatsing van de vloer, dient de vloerverwarming uitgezet te worden. De oppervlakte temperatuur moet tussen de 15 en 18 graden liggen.
Na het aanbrengen van de parketvloer.
Niet eerder dan 72 uur na plaatsing van het parket mag de vloerverwarming weer worden ingeschakeld. Laat de temperatuur met 5 graden per dag toenemen. De watertemperatuur in de leidingen mag maximaal 50 graden zijn. Na installatie mag de oppervlakte temperatuur van het parket niet hoger zijn dan 28 graden.
Hoe beperkt u de risico's van het "werken" van de vloer zoveel mogelijk.
Niet alle houtsoorten zijn geschikt. Gebruik bij voorkeur houtsoorten met een geringe tot matige werking. Beuken, maple, robijn, essen en guatumbau worden afgeraden. Kophouts is helemaal uitgesloten.
Het houtvochtgehalte van het parket moet volgens de normen een gemiddelde waarde hebben tussen de 7 en 11% vóór plaatsing. Hout dat te dicht bij het maximale toelaatbare houtvochtgehalte komt, mag beslist niet verwerkt worden.
Zorg voor een constante relatieve luchtvochtigheid tussen de 50 en 60%. In stookperiodes wordt het gebruik van een luchtbevochtiger sterk aangeraden.
Het stookproces dient tijdens het gehele stookseizoen zo constant mogelijk te blijven. Snelle en/of grote wisselingen in temperatuur van het water zijn niet aanvaardbaar en brengen schade toe aan uw parketvloer.
Plaats geen vloerkleden of geheel dichte kasten op de vloer. Deze kunnen door warmteophoping ernstige schade aan de vloer toebrengen.
Op de grond van de natuurlijke eigenschappen van hout en de klimatologische omstandigheden in de ruimte zijn krip- en zwel naden niet uitgesloten en vallen als zodanig buiten de garantie.